Vijf vragen en antwoorden
Het jaar 2022 brengt heel wat veranderingen met zich mee inzake bouwen en verbouwen. Energiebesparende investeringen worden financieel aangemoedigd en vervuilende installaties worden vervangen door ecologische alternatieven. Onze experts van Adam & Eva maken je wegwijs dankzij 5 concrete FAQ-vragen en antwoorden over groene warmte en comfort om je te helpen bij de keuze van de meest duurzame, toekomstgerichte oplossingen voor jouw (ver)bouwproject.
Vraag 1: welke basisbeginselen moet ik in het oog houden bij een (ver)bouwproject?
De belangrijkste tips blijven nog steeds de 3 principes van de Trias Energetica. Het Trias Energetica bestaat uit drie stappen:
Vraag 2: komt er een verplichte warmteverliesbepaling in de toekomst?
Het ziet er niet naar uit dat er een expliciete verplichting komt tot het maken van een genormeerde warmteverliesberekening in Vlaanderen voor residentiële gebouwen. Het is wél aangeraden om deze berekeningen te overwegen. De voordelen op vlak van energieverbruik en positieve EPB-resultaten kunnen sterk doorwegen, maar ook de premies vormen een interessante stimulans. Het is daarnaast ook van groot belang om nieuwe verwarmingsinstallaties correct en goed te dimensioneren door de warmteverliesberekening ruimte per ruimte uit te voeren. Dit voorkomt overdimensionering en zorgt voor een optimaal comfort in elke ruimte. Elk jaar worden bij nieuwbouw of ingrijpende energetische renovaties een goed EPB-resultaat financieel beloond, hoewel de vereisten elk jaar strenger worden. Op 1 januari 2022 is er daarnaast een renovatieverplichting voor niet-residentiële gebouwen doorgevoerd, waarbij elk gebouweenheid binnen de vijf jaar aan vier energiebesparende maatregelen moeten voldoen. Het is dus duidelijk dat de Vlaamse overheid stappen wil zetten richting koolstofneutraliteit in 2050 en hier ook stimulansen voor gaat blijven geven. De energiedoelstellingen voorzien o.a. voor alle woningen een A-label (of beter) op het EPC. Een verplichting is weliswaar nog niet aan de orde voor residentiële woningen.
Vraag 3: wanneer wel en wanneer beter geen vloerverwarming in de verschillende ruimtes?
Het grootste nadeel van vloerverwarming is dat het een traag systeem is. Daarom analyseer je bij een (ver)bouwproject best ruimte per ruimte je noden.Indien de woning doorgedreven geïsoleerd is en de warmtebehoefte beperkt blijft in de slaapkamers, dan is het te overwegen om deze uit te rusten zonder afgifte of met wachtleidingen zodat er later flexibel kan worden omgegaan met de verwarming/koeling van deze kamers indien gewenst. In de badkamer wordt vloerverwarming vaak gecombineerd met een bijkomende verwarming om een snellere reactietijd te bekomen, hoewel dit een beperkte impact kan hebben op de EPB-verslaggeving. In een ruimte waar er overdag actief wordt geleefd, is vloerverwarming voldoende.Bij de installatie neem je best de toekomstige noden aan warmte en koelte, alsook de nodige flexibiliteit en mate van reactietijd in beschouwing. Afzonderlijke sturing van elke ruimte zorgt ervoor dat je per ruimte de temperatuur kan aanpassen. Verkies daarnaast een passieve koeling via de vloerverwarming boven een actieve koeling die een toeslag op het E-peil veroorzaakt.
Vraag 4: welke type warmte-afgifte is het meest futureproof?
Bij renovaties of uitbreidingen zal het systeemrendement doorwegen, nl. opwekker + verdeling + warmteafgifte. Indien de huidige installatie onvoldoende scoort, dan is een nieuwe installatie te overwegen. Een vervanging of uitbreiding van een systeem in de toekomst is altijd mogelijk als de afgifte op lage temperatuur gebeurt.
Vraag 5: hoe vermijd ik een te grote ruimte-inname per installatie?
Ontwerpmatig moet je bij de indeling van een woning rekening houden met de plaatsing van je installaties m.b.t. onderhoud, toegankelijkheid, functie, stapeling, comfort,… . Elk installatieconcept en de samenstelling ervan neemt zijn eigen ruimte in beslag. Bij gecombineerde systemen kan de ruimte-inname beperkt blijven, maar met bijkomende installaties kan al snel veel ruimte verloren worden. Laat de inplanting daarom niet aan de installateur over, maar plan een specifieke opstelling op voorhand. Op die manier vermijd je dat technieken over meerdere bergingen/ruimtes worden verdeeld.